We gaan naar een reanimatie met twee ambulances, zoals gebruikelijk is bij reanimaties. In bed ligt een zeer bleke en magere vrouw van halverwege de zestig die niet meer ademt en geen haar meer op haar hoofd heeft vanwege chemotherapie.
Dat zijn voor ons altijd lastige situaties: deze mensen reanimeren heeft eigenlijk niet heel veel zin
Als je er al in slaagt het hart weer aan de praat te krijgen, is de conditie van zo iemand zo fragiel, dat dat meestal niet lang volgehouden wordt. Iemand overlijdt dan alsnog, maar intussen doen wij allemaal behoorlijk ingrijpende handelingen. Zoals drukken op de borst, een infuus prikken en een buis in iemands keel schuiven. Als iemand bij bewustzijn is, is dat niet fijn en we weten natuurlijk nooit wat iemand nog voelt.
De zoon van de mevrouw is er ook. Hij heeft 112 en meteen daarna zijn zus gebeld. Als zij binnenkomt roept ze: “Oh, alsjeblieft, stop met reanimeren; dat heeft mijn moeder nooit gewild. Ze heeft uitgezaaide kanker en is uitbehandeld. Het hoefde van haar niet meer.”
Maar de zoon is er blijkbaar niet aan toe om nu al afscheid te nemen. “Nee, ik wil dat jullie doorgaan, misschien komt ze er nog doorheen. Kom op, ma.”
Wat doe je dan?
Wij worden verscheurd tussen de belangen van de patiënt, de tegengestelde wensen van haar kinderen en onze professionele inschatting van de kansen van de patiënt. We zijn begonnen, dus we besluiten één keer een medicijn te geven en als dat niet aanslaat stoppen we.
Al heel snel blijkt dat het niet aanslaat en daarmee keert de rust in de situatie.
Broer en zus vallen elkaar in de armen en steunen elkaar, wij leggen mevrouw netjes in bed en bellen de huisarts.
Thijs Gras vertelt over zijn ervaringen bij Ambulance Amsterdam
Thijs werkt al ruim 27 jaar als ambulanceverpleegkundige. En sinds de start van Ambulance Amsterdam in 2012 doet hij dat bij ons. Thijs vertelt in zijn blogs elke week over wat hij de afgelopen 10 jaar allemaal meegemaakt heeft op de ambulance.