Het is een koude winterdag als wij een melding krijgen op het station. Hier is een dame op leeftijd die niet meer kan lopen en ook niet weet waar ze is. Omdat er wordt gedacht aan een mogelijke beroerte, worden wij met spoed die kant opgestuurd. Aangekomen bij het station blijkt de lift niet te werken, je zult het altijd zien. We besluiten zonder de brancard naar boven te gaan en eerst even te kijken.
Als we bij mevrouw aankomen, stellen we na wat snelle controles vast dat mevrouw stabiel lijkt te zijn en er is niet direct een aanwijzing voor een beroerte. Wel is het nodig om mevrouw uitgebreid te onderzoeken. Vanwege de kapotte lift moet de ambulance naar de andere kant van het station gereden worden, waar zich nog een lift bevindt. Terwijl mijn collega’s de ambulance naar de andere kant van het station rijden, blijf ik achter met mevrouw. Wanneer ik met haar in gesprek ben merk ik dat zij wat warrig is. Ook weet zij bij navraag niet te benoemen waar zij woont. Zal er dan toch iets niet in orde zijn? Niet veel later gaat mevrouw haar telefoon. Het is een nicht die mij vertelt dat mevrouw dementerend is en dat het thuis al langere tijd niet meer zo goed gaat. Ondanks dit trieste nieuws is het voor ons fijn om de verwarring van mevrouw te kunnen duiden. Achter in de ambulance kijken we haar nog even helemaal na, maar we kunnen geen bijzonderheden vinden. Na overleg met de huisarts brengen we mevrouw naar huis.
Bij mevrouw thuis aangekomen zet ik een kopje thee voor haar. Ze laat me direct haar hele huis zien waar ze duidelijk erg trots op is. Haar keuken, de slaapkamer, de logeerkamer, zelfs het toilet wordt in de tour niet overgeslagen. Als we weer terug in de huiskamer zijn schuift mevrouw het gordijn een stukje opzij en fluistert met een ernstig gezicht: ‘moet je nou eens kijken!’ ‘Wat is er?’, vraag ik met het idee dat mevrouw dingen ziet die er niet zijn. ‘Er staat een ambulance voor de deur!’, zegt mevrouw met een ernstige stem. ‘Die komen vast voor mij, maar ik ga echt niet met ze mee hoor’. Het feit dat drie mannen die met fluorescerende jassen in haar woonkamer staan, haar nog geen tien minuten geleden met die ambulance naar huis hebben gebracht, lijkt mevrouw te zijn vergeten. ‘Nee hoor mevrouw dat zou ik ook niet doen, lekker binnen blijven en van uw kopje thee genieten.’
Als we niets meer voor mevrouw kunnen doen wensen we haar sterkte en vertrekken. ‘We sturen die ambulance gelijk even weg hoor, dan heeft u daar geen last meer van.’ ‘Fijn jongens, bedankt hè, en werkse nog!’ Met een grote glimlach op ons gezicht rijden we de straat uit.
— Matthew, ambulanceverpleegkundige in opleiding op post Zaandam