We zijn net klaar met een rit en nog geen seconde later krijgen we een nieuwe rit. Het is een semi-spoedrit: Man heeft zijn hoofd gestoten, wond wordt afgedrukt met een theedoek. Geen trauma, minimaal bloedverlies. Partner is aanwezig, deur staat open.

Eenmaal ter plaatse nemen we onze verwondingentas mee en lopen – nietsvermoedend – richting de voordeur. Daar ligt een plas bloed. Een spoor bloed leidt ons verder de woning in. Dat hadden we op basis van de melding toch iets anders ingeschat. We kijken elkaar aan en wisselen snel uit dat wij deze hoeveelheid bloed ‘zorgelijk’ vinden.

In de keuken zit de man, wat bleekjes

Zijn partner drukt een theedoek stevig tegen zijn hoofd. “Wat fijn dat jullie er zijn, er is zo iets geks gebeurd,” zegt ze. Meneer vertelt heel nuchter: “Ik heb m’n hoofd gestoten tegen een haak buiten, waar je normaal een plantenbak aan hangt. Ik ben niet gevallen hoor, maar het is wel wat gaan bloeden.”

Wat gaan bloeden?! Gezien de hoeveelheid bloed, vinden wij dat vrij licht uitgedrukt. 

Mijn collega is inmiddels al teruggelopen naar de auto om onze andere spullen te gaan halen. 

Onder de theedoek zien we een flinke wond. Van boven op het hoofd tot net boven de nek! En diep ook. Ik moet even slikken. Dit had ik echt niet verwacht. Ik kijk mijn collega aan en hij heeft door mijn blik de ernst inmiddels ook door.

We werken hard door en nog geen vijf minuten later rijden we met spoed richting het ziekenhuis

Deze meneer heeft zo snel mogelijk de chirurg nodig.  

De echtgenote van meneer rijdt met ons mee. Voor vertrek leg ik uit dat meneer waarschijnlijk op de operatiekamer gehecht moet worden. Terwijl ik deze informatie deel, zie ik dat de informatie niet helemaal bij hem landt. Begrijpelijk. Maar wat me blijft verbazen: meneer blijft naar ons glimlachen, zegt nergens last van te hebben en klaagt niet over pijn.

Halverwege het transport kijkt hij me aan en vraagt: “Zuster, heb ik nou echt een grote wond?” Ik beeld met mijn handen uit hoe groot de wond ongeveer is. “Zó groot?” zegt hij. “Moet dat dan gehecht worden, denkt u?”

Ik glimlach en knik. “Ja meneer, op de operatiekamer.” Hij lacht breed. “Oh, dan zal het allemaal wel goedkomen.”

Bij aankomst dragen we de patiënt over en wordt de operatiekamer al gereed gemaakt. Meneer en zijn vrouw bedanken ons uitgebreid. 

Mijn collega en ik lopen terug naar de ambulance, nog steeds enigszins verbaasd over de nuchterheid van deze mensen én over de ernst van het letsel. Ergens moeten we er ook wel om lachen. Mijn collega zegt: “je had de blik in je ogen moeten zien toen die theedoek eraf ging.”

De meldkamer vraagt achteraf wat we precies hebben aangetroffen

Ik doe verslag. Zij zijn ook verrast, de melding was toch echt iets milder dan de werkelijkheid.

Met een glimlach op ons gezicht en met de wetenschap dat je bij dit werk écht nooit kunt voorspellen wat je aantreft, rijden we terug naar onze post. 

Ambulance rijdt langs een molen

Ambulanceverpleegkundige Esther werkt al bijna 8 jaar op post Purmerend van Ambulance Amsterdam. In haar blogs neemt ze je mee achter de schermen van het ambulancewerk en vertelt ze over de bijzondere, ontroerende en soms spannende momenten die ze onderweg meemaakt.

Meer blogs