Hoi Yvon!
Ja de uitgifte is echt een vak apart. Vaak zijn er meer ritten nodig dan er ambulances zijn. Een enorme logistieke puzzel voor de collega’s op de uitgifte. Het is de drukste werkplek van de dienst, Gelukkig lukt het meestal wel om de puzzel gelegd te krijgen. Wat niet altijd lukt is Amsterdammers in beweging te krijgen hun medemens te helpen helaas…
“Zorg goed voor de stad en voor elkaar.” Dat waren de mooie woorden van onze oude burgemeester Eberhard van der Laan. Het is ook de slogan van mijn favoriete facebookgroep: ‘Amsterdam durft te vragen’. Daar helpen Amsterdammers elkaar met allerhande vragen. Ook mooi.
Ze zijn er ook zeker; behulpzame Amsterdammers. Alleen vind ik ze soms nergens… Ik denk dat onze Eberhard zich zou omdraaien in zijn graf als hij zou horen wat ik af en toe te horen krijg op de meldkamer.
Ik doe even een greep:
- Een vrouw belt dat er iemand op straat ligt waarvan ze denkt dat hij dood is. Ze heeft hem een schopje gegeven, maar hij reageert niet. Ook ziet hij blauw. “Ziet u nog ademhaling?” vraag ik. “Geen idee,” zegt ze: ze is alweer thuis. Ze was de hond uitlaten. Terug gaat ze zeker niet. Ze belt nu toch 112?
- Een jongen belt dat hij net een man onder het bloed zag liggen in de bosjes. Hij is er al voorbij. Terug gaat hij niet: hij moet naar tennisles en is al te laat.
- Een man belt vanaf een duur advocatenkantoor dat er een man al drie dagen op een bankje zit bij hun voor het pand. Hij lijkt niet van zijn plaats te zijn geweest en ziet er slecht uit. “Heeft u gevraagd hoe het met hem gaat?” vraag ik. “Nee ik zie het uit het raam. Daar heb ik geen tijd voor, ik ben aan het werk.” Hij is zeker niet van plan naar buiten te gaan. Bij aankomst van ambulance blijkt dat de man zo’n beetje aan het bankje vastgeplakt zit van de viezigheid en hij heeft een wond aan zijn been waar de maden uitkruipen. Hij zit er inderdaad al dagen. Geen mens had hem aangesproken. Tja…
Maar gelukkig tref je dan toch nog een Amsterdammer waar Eberhard trots op zou zijn
Het is een vrouw duidelijk op leeftijd en ze belt ergens vanuit een ouwe volksbuurt. In plat Amsterdams zegt ze: “Sorry voor het storen lieverd, maar er staat een jongen hier in mijn tuintje waar het geloof ik niet zo goed mee gaat. Hij heb moeite met ademen.“ Ik vraag de jongen aan de lijn: hij heeft spacecake genomen en dat is niet lekker gevallen. Hij is angstig en weet het even niet meer.
Ik vertel de oude dame wat er aan de hand is. ”Ach jongen toch!“ Roept ze. “Hebbie drugs op? Ja daar ken je akelig van worden. Ach ach; nou kom maar ff zitten bij Bep op de bank buiten. Krijg je een glaasje limonade van me. En zal ik dan je vader en moeder voor je bellen?” Ik hoor de jongen sniffend “Ja mevrouw…” stamelen.
“Schat,” roept ze door de telefoon naar mij, “het komt hier goed hoor. Ga jij maar gauw weer verder met je werk. Bedankt lieverd!”
Ze zijn er nog! Juich ik in mezelf. De Amsterdammers van Eberhard!
Maar dan gaat de telefoon weer…
“WAAR BLIJFT GVD DIE TERINGAMBULANCE??” wordt er in onvervalst Amsterdams in mijn oor geschreeuwd.
Geen idee meneer, wil ik zeggen. Zal ik u anders even doorverbinden met de burgemeester?
Verhalen uit de meldkamer
Verpleegkundig centralisten Ellen en Yvon vertellen elkaar elke maand over de meest bijzondere, mooie, heftige en soms ook grappige momenten die ze meemaken op de meldkamer ambulancezorg in Amsterdam.